Oost-Vlaanderen

De cijfers die hier volgen, geven een beeld van het werk dat wij het voorbije jaar realiseerden.
Deze gegevens hebben uitsluitend betrekking op patiënten die zorgen ontvangen die vergoed werden uit de nomenclatuur, zoals bepaald door het RIZIV.

Patiënten

We verzorgden 40.979 patiënten. Per maand kregen in Oost-Vlaanderen gemiddeld 17.428 patiënten een thuisverpleegkundige van het Wit-Gele Kruis over de vloer.

Leeftijd & geslacht

Vrouwen vormden de grootste groep patiënten (58,4 %). 

Gemiddelde leeftijd:

  • gemiddelde leeftijd: 68,4 jaar
  • vrouwen: 69,5 jaar
  • mannen: 66,9 jaar

Katz-schaal

De Katz-schaal bestaat uit zeven niveaus en meet de afhankelijkheid van patiënten voor essentiële activiteiten van het dagelijkse leven:

  • Katz 1 = patiënt is volledig onafhankelijk voor alle items
  • Katz 2 = patiënt is afhankelijk voor 'wassen'
  • Katz 3 = patiënt is afhankelijk voor 'wassen' en 'kleden'
  • Katz 4 = patiënt is afhankelijk voor 'wassen', 'kleden' en 'verplaatsen'
  • Katz 5 = patiënt is afhankelijk voor 'wassen', 'kleden', 'verplaatsen' en 'toiletbezoek'
  • Katz 6 = patiënt is afhankelijk voor 'wassen', 'kleden', 'verplaatsen', 'toiletbezoek' en 'incontinentie'
  • Katz 7 = patiënt is afhankelijk voor 'wassen', 'kleden', 'verplaatsen', 'toiletbezoek', 'incontinentie' en 'eten'

 

Bezoeken & handelingen

We legden 4596081 bezoeken af en verrichtten 8668639 vergoedbare handelingen.

Voornaamste handelingen

  • hygiënische zorgen (28,4 %): tijdens deze zorg detecteerde de verpleegkundige de nood aan andere zorgen waarbij de zelfredzaamheid zo veel mogelijk gestimuleerd werd.
  • wondzorgen (31,5 %): deze zorg verschilde naargelang de aard van de wonde. We verrichten het meest complexe wondverzorging (47,8 %). Ook compressietherapie, namelijk het aan- en uitdoen van kousen of het aanbrengen van bandages of compressieverbanden werd veelvuldig verricht.
  • inspuitingen (11,7 %): in totaal gaven we 3.331.307 inspuitingen gegeven.
  • andere zorgen in de forfaits (16,8 %): dit zijn zorgen die niet werden gespecificeerd. Dit geeft aan dat de verpleegkundige veel meer deed dan wat de nomenclatuur vermeldt.
  • medicatie voorbereiden en toedienen (9,2 %): het voorbereiden en toedienen van medicatie bij chronisch psychiatrische patiënten, de wekelijkse voorbereiding van geneesmiddelen per os  en het voorbereiden van medicatie bij forfaitpatiënten .
  • diabetesverstrekkingen (0,6%): er waren 33.360 diabeteseducaties (10,7 % van alle diabetesverstrekkingen). Erkende verpleegkundigen of diëtisten diabeteseducatoren leerden de patiënt de zorg in eigen handen te nemen.

 

Andere vergoedbare zorgen

Andere vergoedbare zorgen (1,5 %) waren de meer gespecialiseerde verpleegkundige zorgen zoals:

  • blaaszorg, waaronder blaassondage, -instillatie en -spoeling (47,3 %)
  • gastro-intestinale zorg (43,2 %) met onder meer gastro-intestinale tubage en drainage, darmspoelingen, enterale voeding via maagsonde, gastro- of enterostomiesonde
  • vulva-, vaginazorgen en aspiratie van luchtwegen (9,5 %)

Een klein maar belangrijk deel (0,1 %) van de verpleegkundige handelingen waren de palliatieve zorgen. De patiënt wordt in zijn/haar laatste levensfase begeleid.

 

Specifiek technisch verpleegkundige verstrekkingen

Dit zijn gespecialiseerde handelingen zoals intraveneuze of subcutane perfusie, parenterale voeding en het plaatsen van een verblijfskatheter of specifiek materiaal voor het toedienen van geneeskundige oplossingen in een implanteerbare kamer. Enkel bachelors of gegradueerde verpleegkundigen mogen deze zorgen toedienen.

Vergoeding

De RIZIV-nomenclatuur bepaalt de vergoeding van de verpleegkundige zorg. Dit is afhankelijk van de zorgafhankelijkheid van de patiënt, die door middel van de Katz-score ingedeeld wordt in een bepaalde vergoedingsgroep. Zo wordt de verzorging van patiënten met een hoge zorgafhankelijkheid op forfaitaire basis vergoed.

Voor de meeste patiënten werd de verzorging per handeling vergoed. We onderscheiden patiënten die een verzorging per handeling ontvangen (dit zijn licht zorgafhankelijke patiënten) en forfaitpatiënten (dit zijn matig tot erg zorgafhankelijke patiënten).